460 v chr, was een Griekse arts. Zijn naam betekent paardentemmer. Hij wordt beschouwd als de grondlegger, de ‘vader’ van de westerse geneeskunde omdat hij als eerste natuurlijke in plaats van bovennatuurlijke oorzaken voor ziekten zag. Hij was een van de eersten in de westerse wereld die op basis van lichamelijke symptomen een diagnose kon stellen en daarbij een bepaalde therapie voorschreef. Hij haalde dus de geneeskunde in de westerse wereld uit de sfeer van toverij en godsdienst.
Een van de grote verdiensten van Hippocrates is dat hij de medische wetenschap scheidde van de heersende natuurfilosofische benadering. Hij legde sterke nadruk op hygiëne, zowel voor arts als patiënt, op gezonde eet- en drinkgewoonten, het belang van frisse lucht en een natuurlijk verloop van processen in het lichaam.
Hij was ervan overtuigd dat gezondheid bij de mens afhing van de balans tussen lichaamssappen; onbalans zou ziekte veroorzaken. Een onbalans zou behandeld moeten worden met een dieet.